Han Slootweg, directeur Asset Management bij netbeheerder Enexis en deeltijdhoogleraar aan de TU Eindhoven, windt er geen doekjes om. ‘De netcongestiekaart kleurde in 2022 meer rood, oranje en geel. Het probleem van ruimtegebrek op het elektriciteitsnet neemt dus toe, ondanks de diverse acties om het te verlichten. Deze acties bestrijden slechts de symptomen van een veranderend energiesysteem. Het is broodnodig om aan structurele oplossingen te gaan werken.’
Nieuwe discussie
Op 1 januari jongstleden werd de reservecapaciteit van het Nederlandse stoomnet vrijgegeven om meer netcapaciteit te creëren. Enexis meldde destijds dat het die extra beschikbare ruimte al volledig had toegezegd aan klanten. Hoe staat het daar nu mee?
‘Wij vonden dat we een mooie stap zetten door als netbeheerder de in het netwerk aanwezige vluchtstroken als spitsstrook ter beschikking te stellen’, vertelt Slootweg. Hiermee creëren we onder andere de mogelijkheid om meer zonne-energiesystemen aan te sluiten op het stroomnet. Dat heeft ook effect gehad. Maar inmiddels is er een nieuwe discussie ontstaan. Een spitsstrook kan niet altijd open zijn – in een onderhouds- of storingssituatie die weer nodig is zoals hij oorspronkelijke was bedoeld; als vluchtstrook – net als op de snelweg. Exploitanten van hernieuwbare energie zien het gebruik van de reservemarges nu echter als een recht en vragen ons vervolgens om financiële compensatie als die reservecapaciteit niet beschikbaar is, waardoor ze geen stroom kunnen invoeden. Het kan volgens Enexis en onze collega-netbeheerders echter niet de bedoeling zijn dat wij verantwoordelijk worden gehouden voor de consequenties van het feit dat het gebruik van de reservemarges in het netwerk minder zekerheid biedt aan productie-installaties. Wanneer dit voor producenten écht niet aanvaardbaar is, moeten ze wat ons betreft afzien van een aansluiting en niet om compensatie vragen; en die discussie zit deze ontwikkeling dus in de weg.’
Vooralsnog theorie
Een tweede belangrijke stap in het bestrijden van een vol stroomnet zijn de spelregels aangaande congestiemanagement die de Autoriteit Consument & Markt (ACM) eind november 2022 publiceerde. De vernieuwde Netcode elektriciteit omvat onder andere het voorschrift om minimaal 110 en maximaal 150 procent meer productiecapaciteit aan te sluiten dan dat er technisch aan netcapaciteit beschikbaar is. En hij voorziet in een regeling om exploitanten financieel te compenseren wanneer die hun productie stilleggen om te voorkomen dat het netwerk overbelast raakt. Slootweg noemt congestiemanagement echter vooralsnog theorie, met name omdat de animo van klanten om tegen betaling flexibiliteit aan te bieden zodat de verwachte lokale en regionale pieken op het stroomnet bestreden kunnen worden, vooralsnog beperkt lijkt.
Weinig animo
Slootweg: ‘We introduceerden in 2021 al het digitale platform GOPACS waar marktpartijen flexibiliteit op kunnen verkopen. Of dat nu gebeurt door zonneparken af te schakelen, stroom in batterijen op te slaan, het terugdraaien van de productie door grote energieverbruikers…, dat is ons om het even. De behoefte aan die flexibiliteit is groot. Tot nu toe is er echter weinig interesse in het leveren van deze diensten. Dat is misschien ook niet onverwacht. Zonne-energiesystemen worden immers gebouwd om zoveel mogelijk zonne-energie te produceren. Het aantal bedrijven dat hun stroomafname kan en wil aanpassen en bereid is om de consequenties daarvan te aanvaarden, lijkt beperkt. Er zijn ook nog maar weinig batterijsystemen, de businessmodellen zijn nog moeizaam en richten zich met name op geld verdienen op de onbalansmarkten van Tennet, waarmee congestiemanagement dus zou moeten concurreren.’
Noodrem
Gaat GOPACS volgend jaar van de grond komen? Slootweg durft er geen voorspelling over te doen. Ook ziet hij als het gaat om het beschikbaar maken van extra ruimte op het netwerk, haken en ogen aan realtime interfaces waarmee nu wordt geëxperimenteerd door netbeheerders en marktpartijen. Met deze techniek kan direct worden ingegrepen in het productievolume van hernieuwbare stroom wanneer de belasting van het elektriciteitsnet te hoog oploopt. ‘Maar zo’n realtime interface is toch eerder een noodrem dan een structurele manier om meer ruimte op het net te creëren’, stelt Slootweg. ‘Het concept mag dan in technische zin mogelijkheden bieden om netcongestie tegen te gaan en meer ruimte te creëren, maar ook hier geldt dat het stilleggen van een pv-installatie geen verdienmodel is. Daarom moeten er heel goede afspraken worden gemaakt voordat een exploitant ons als netbeheerders laat ingrijpen in zijn operatie.’
Pleisters plakken
De congestie van het Nederlandse elektriciteitsnet zal volgens Slootweg voorlopig een hardnekkig probleem blijven. Tegelijkertijd is niet alles kommer en kwel en ziet hij lichtpuntjes, bijvoorbeeld op het gebied van netverzwaring. ‘Dat gaat ons steeds beter af, ook omdat overheden het belang steeds meer onderkennen. De afspraak om zonneparken op 50 procent van hun piekvermogen aan te sluiten, zet tevens zoden aan de dijk. En alle stakeholders – de ACM, de overheid, netbeheerders, energieleveranciers, brancheverenigingen – gaan het gesprek over oplossingen voor netcongestie inmiddels volop aan. Daarbij zie je ook partijen die eerder in de ontkenning en de weerstand zaten, opschuiven naar constructiviteit. Netcongestie is geen probleem dat de netbeheerders kunnen oplossen, we hebben er de markt en de politiek bij nodig. Het besef dat we het samen moeten doen groeit, en dat is mooi. Daarbij moeten we echter ook onder ogen zien dat de huidige netcongestie een symptoom is van een structureel veranderend energiesysteem. De maatregelen die nu worden genomen, zijn toch een beetje symptoombestrijding. Ze zijn nodig, maar hebben een sterk ad hoc-gehalte. Een betrouwbaar en duurzaam energiesysteem voor de 21e eeuw realiseer je niet met oplossingen uit de 20e eeuw en door steeds maar weer nieuwe pleisters te plakken. Er moet een masterplan komen voor de transitie van ons gehele energiesysteem. Dat moet naast netverzwaring het pad naar de noodzakelijke flexibiliteit schetsen, bijvoorbeeld de noodzakelijke technologische ontwikkeling, hoe we flexibiliteit gaan organiseren, welke rol partijen spelen en hoe we die ondersteunen.’