Dat blijkt uit de nieuwste editie van de monitor Regionale Energiestrategie (RES) van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).
Boodschap herhaald
Vorig jaar concludeerde het PBL dat het Klimaatdoel voor 2030 – 35 terawattuur wind- en zonne-energie op land – haalbaar was met een verwachte opwek van 34 tot 44 terawattuur in dat kalenderjaar. Wel waarschuwde het planbureau tegelijkertijd dat de groei op de langere termijn stagneert.
Die boodschap wordt nu min of meer herhaald met een verwachte opwek van 37 tot 45 terawattuur. De ondergrens is dus verhoogd en het 2030-doel wordt inmiddels vrijwel zeker gehaald.
Streefdoel gemist
Toch is het heel erg onwaarschijnlijk dat het ‘totaalbod’ van de energieregio’s van 55 terawattuur, zoals gedaan in hun oorspronkelijke voorstellen, wordt gerealiseerd. Zelfs niet als de 4 extra terawattuur aan zonnepanelen op woningen wordt meegeteld. Volgens het Klimaatakkoord mag namelijk alle kleinschalige opwek boven de ‘autonome groei’ tot 7 terawattuur meetellen voor de RES zodra het doel van 35 terawattuur gehaald is. De PBL-raming is nu 11 terawattuur bij particulieren in 2030.
Al met al wordt het oorspronkelijke Klimaatakkoord-doel van 35 terawattuur dus wel gehaald, maar wordt de 55 terawattuur die toenmalig minister als streefdoel werd bestempeld vrijwel zeker niet gehaald.
Ruimtelijke claims
Het planbureau waarschuwt in zijn nieuwste monitor RES opnieuw dat de pijplijn met nieuwe plannen opdroogt. Het vermogen van wind- en zonneparken is het afgelopen jaar weliswaar snel gegroeid, maar nieuwe plannen worden bemoeilijkt door netcongestie, onzekerheid over afstandsnormen voor windturbines en strengere regels voor zonneparken.
Om doorgroei na 2030 mogelijk te maken, is het volgens het PBL belangrijk om nu goed na te denken over behoud van draagvlak en een integratie met andere ruimtelijke claims, zoals woningbouw en natuur.
Quickscan
Uit een quickscan van het PBL in 12 energieregio’s blijkt dat in 40 procent van de zoekgebieden voor nog niet vergunde projecten voor wind- en zonneparken ook beschermde natuur ligt. Vaak wordt natuur beschouwd als een belemmering bij het realiseren van energieprojecten: een project moet geen schade aan de natuur aanrichten.
Dat is volgens de onderzoekers een gemiste kans, want energieprojecten en natuur kunnen elkaar ook versterken. Zo bieden zonneparken volgens het PBL vaak gunstige omstandigheden voor vegetatie die voor dieren interessanter is dan landbouwgrond. Ook op hogere schaal kan een gezamenlijke ontwikkeling van natuur en energie de biodiversiteit verbeteren. In Zonnepark Klarenbeek zijn bijvoorbeeld op aandringen van omwonenden paddenpoelen en 145 aangeplante bomen toegevoegd en zijn landschapsstructuren van vóór de ruilverkaveling hersteld. De recente uitbreiding van de SDE++-regeling maakt natuurinclusieve zonneparken al beter mogelijk. Een gebiedsgerichte, integrale benadering zou in de ogen van de onderzoekers nog meer kansen bieden voor synergie tussen energieopwekking, natuur en landschap. Hierin kunnen de RES-regio’s ook na 2030 een belangrijke rol spelen.
Huidige capaciteit, pijplijn en ambitie Het PBL heeft voor de RES-monitor een schatting gemaakt van de verwachte elektriciteitsproductie in 2030 door bestaande grootschalige zon-pv en windparken op land. Daarbij zijn alle projecten meegeteld die zijn gerealiseerd tot en met het derde kwartaal van 2024. Grootschalig zon-pv heeft daarbij sinds vorig jaar gezorgd voor een toename van 2,5 terawattuur en wind op land voor een toename van 1,8 terawattuur. De grootte van de pijplijn is in het afgelopen jaar afgenomen. De projecten die in de pijplijn zitten tellen nu op tot zo’n 7,4 terawattuur. Deze projecten zullen de komende jaren niet allemaal worden gerealiseerd. De middenwaarde van de geschatte productie van de projecten die wel gerealiseerd worden, daalde voor het derde jaar op rij en gaat naar 4,0 terawattuur. In de Monitor RES 2023 was dit nog 5,4 terawattuur. De schatting van huidig plus pijplijn loopt op naar 33,8 terawattuur. Dat is dan weer wel 2,9 terawattuur hoger dan in de vorige monitor en dit doorbreekt daarmee het patroon van stagnatie van de afgelopen jaren. Voor het onderdeel ambitie heeft het planbureau een inschatting gemaakt van het deel van het bod dat boven op de verwachte elektriciteitsproductie uit de onderdelen huidig en pijplijn kan worden ontwikkeld. De totale ambitie bestaat uit het bod uit de RES 1.0 min de geschatte productie uit de onderdelen huidig en pijplijn. De onderzoekers schatten dat de productie uit concrete projecten is toegenomen. Daarmee is de resterende ambitie afgenomen. Het totaalbod per regio is namelijk onveranderd. De totale ambitie van voorgenomen projecten voor hernieuwbare elektriciteit bedraagt eind 2024 nog ongeveer 21 terawattuur. Welk deel van dit resterende bod uiteindelijk leidt tot elektriciteitsproductie in 2030, is afhankelijk van verschillende factoren. Omdat het niet duidelijk is of nieuwe maatregelen voor 2030 al effect zullen hebben, gebruiken de onderzoekers bij de inschatting van de elektriciteitsproductie vanuit ambitie dezelfde bandbreedte als in de Monitor RES 2023. Met een algemene bandbreedte van 20 tot 50 procent realisatie van projecten, zou er tussen de 4,5 en 10,0 terawattuur kunnen worden ontwikkeld, boven op de verwachte productie uit bestaande en geplande projecten. Dit resulteert in een totale verwachte productie van 37 tot 45 terawattuur. Hiermee ligt de hele bandbreedte boven het doel van 35 terawattuur. |