logo
wvhj2023
© Esbobeldijk | Dreamstime.com
© Esbobeldijk | Dreamstime.com
12 mei 2021

Netbeheerders presenteren tips en trucs om spanningsproblemen met zonnepanelen te voorkomen

De regionale netbeheerders hebben een reeks tips en tricks opgesteld voor installateurs die zonnepanelen plaatsen bij consumenten. Dit moet helpen om spanningsproblemen met zonnepanelen te voorkomen.

Naast het voldoen aan de technische eisen wijzen de netbeheerders erop dat ook het aanmelden van zonnestroominstallaties essentieel is. Om het stroomnet betrouwbaar en veilig te houden, is het belangrijk dat netbeheerders zicht hebben op de locaties en hoeveelheden die opgewekt worden. De netbeheerders herhalen de boodschap dat als er in één keer veel (zonne-)energie op het stroomnet komt, er hoge spanningen kunnen ontstaan, waardoor omvormers van zonnepanelen kunnen uitschakelen. Op zo’n moment kunnen de zonnepanelen tijdelijk geen elektriciteit leveren.

Oosten of westen
De netbeheerders informeren nu zowel installateurs als consumenten dat ook zij bij de installatie van zonnepanelen stappen kunnen zetten om problemen met de teruglevering van zonnepanelen te voorkomen.

De eerste tip is om te overwegen om zonnepanelen op het oosten en/of westen te plaatsen. ‘Het lijkt logisch om zonnepanelen op het zuiden te plaatsen. Toch hoeft dat niet zo te zijn. Energie van zonnepanelen die op het oosten en/of het westen gericht zijn, wordt over het algemeen efficiënter gebruikt. De opbrengst is zo’n 10 procent lager dan zonnepanelen gericht op het zuiden, maar de productie van stroom sluit beter aan op het verbruik. Zonnepanelen die op het zuiden zijn gericht, pieken namelijk rond 12 uur 's middags. Veel mensen zijn dan niet thuis en verbruiken dan weinig stroom. Zonnepanelen op het oosten leveren in de ochtend de meeste stroom. Zonnepanelen op het westen wekken veel stroom op aan het eind van de dag. Zo wordt de stroom verbruikt op de momenten dat mensen thuis zijn.’

Dikke aansluitkabels
De tweede tip voor installateurs is het gebruiken van dikke aansluitkabels. ‘Als de voedingskabel van het dak naar de meterkast erg dun en/of lang is, kan de spanning op zolder een paar volt hoger zijn dan in de meterkast’, stellen de netbeheerders. ‘Dan kan het gebeuren dat de spanning wel voldoet op het overdrachtspunt (waar de netbeheerder voor verantwoordelijk is), maar dat de omvormer toch afschakelt door een te hoge spanning. Zorg er dus voor dat de voedingskabel voor de omvormer voldoende dik is (bijvoorbeeld 6 vierkante millimeter in plaats van 2,5 vierkante millimeter) en probeer de kabel zo kort mogelijk te houden.

Piekvermogen begrenzen
Ten derde adviseren de netbeheerders om het piekvermogen van de pv-installatie te begrenzen. Het is volgens hen verstandig de omvormer iets kleiner te kiezen dan het totaalvermogen aan zonnepanelen, bijvoorbeeld een omvormer van 3 kilowatt op 3,5 kilowattpiek aan zonnepanelen. Zo wordt voorkomen dat het elektriciteitsnet overbelast raakt en dat omvormers afschakelen.

Fase-selectie
De meeste pv-installaties zijn aan het net gekoppeld met een 1-fase-omvormer. Heeft een woning een 1-fase-aansluiting, dan is het duidelijk dat de pv-installatie daarop wordt aangesloten. Als dit leidt tot asymmetrie-problemen kan de netbeheerder de verdeling van de woningen op de fasen aanpassen.

Beschikt een woning over een 3-fase-aansluiting, dan kan men kiezen op welke fase de pv-installatie wordt aangesloten. Voor het elektriciteitsnet is het volgens de netbeheerders verstandig de pv-installatie aan te sluiten op de fase die overdag de laagste spanning heeft. ‘Meet dit liefst over een langere periode, om te voorkomen dat er wordt gemeten op een moment waarop de situatie niet representatief is. Echter, een losse meting op een zonnige dag tussen 12.00 en 14.00 geeft al een redelijke indicatie. Als een klant een slimme meter heeft, kan de netbeheerder wellicht de piekspanningen van de afgelopen 10 dagen opvragen’, aldus de netbeheerders.

Uitschakelspanning instellen
De spanning waarop de omvormer zichzelf uitschakelt is bij sommige omvormers in te stellen. Andere omvormers hebben een vast ingestelde maximumspanning, die afhankelijk is van de landinstelling of geheel niet kan worden gewijzigd.

De netbeheerders adviseren om er bij de aanschaf van een omvormer op te letten dat hij pas afschakelt bij 253 volt en dus niet bij bijvoorbeeld 250 volt.

3-fase-omvormer
Voor grotere pv-installaties – groter dan 4 kilowattpiek – kan het volgens de netbeheerders zinvol zijn om een driefase-omvormer aan te schaffen. De netbeheerders hierover: ‘Deze is gewoonlijk iets duurder in aanschaf, maar verkleint de kans dat de omvormer afschakelt door een te hoge spanning. Door het vermogen te verdelen over 3 fasen, wordt de stroom een factor 3 lager. Hierdoor is er minder spanningsopdrijving en/of kan een goedkopere aansluitkabel worden toegepast.

Deel dit artikel:

Nieuwsbrief

Meld u aan voor de nieuwsbrief met het laatste nieuws!
Ja, ik wil de nieuwsbrief ontvangen en heb de privacy policy gelezen.

Laatste Nieuws

Bekijk al het nieuws

Meest gelezen

Producten