‘Maar alles valt of staat met de uitwerking van het prijsplafond’, waarschuwt Jan Willem Zwang van Stratergy – een consultancybureau gespecialiseerd in hernieuwbare-energievraagstukken en de energiemarkt – die daarmee waakt voor al te veel optimisme.
Prijsplafond: bruto of netto?
Zwang wijst op de uitwerking van het prijsplafond die nog in volle gang is en waarvoor het kabinet overlegt met tal van brancheorganisaties. Een van de hete hangijzers is of zonnepaneeleigenaren ‘bruto’ of ‘netto’ in aanmerking komen voor het prijsplafond.
In interne stukken van de ministeries van Financiën en Economische Zaken en Klimaat concluderen ambtenaren dat er geen inzicht is in de precieze hoeveelheid opgewekte stroom van zonnepanelen die door huishoudens gemiddeld direct wordt gebruikt. De ambtenaren adviseren de ministers vanwege de uitvoerbaarheid van het prijsplafond eventuele opwekking achter de meter niet mee te rekenen en bij het toepassen van het plafond voor zonnepaneeleigenaren uit te gaan van de afname van elektriciteit ná toepassing van de salderingsregeling, dus de netto afgenomen elektriciteit. ‘Dat laatste zou voor zonnepaneeleigenaren logischerwijs de meest aantrekkelijke optie zijn’, stelt Zwang. ‘En misschien ook wel de meest logische, omdat je anders rechtsongelijkheid creëert tussen zonnepaneeleigenaren met een oude meter en die met een slimme meter.’
Slimme meter
Zwang wijst erop dat zo’n 10 procent van de kleinverbruikers volgens de cijfers van het ministerie (nog) geen slimme meter heeft die invoeding en afname apart kan meten. ‘Voor deze groep gebruikers is het onmogelijk om vast te stellen welke hoeveelheid stroom teruggeleverd is bij de toepassing van het plafond. Indien er achter deze meter eigen opwekking plaatsvindt, is dus alleen de nettoafname na toepassing van het salderen vast te stellen en niet hoeveel bruto van het stroomnet is afgenomen. Het prijsplafond is voor deze groep dus simpelweg niet toe te passen op de brutoafname.’
Dat de energiebedrijven het prijsplafond liever toegepast zien op het brutoverbruik is volgens Zwang niet meer dan logisch. ‘Dat kost de staat en energiebedrijven nu eenmaal minder geld. Tegelijkertijd zou ik ze toch echt adviseren om het prijsplafond op basis van het netto-verbruik toe te passen. De recent aangespannen rechtszaak van een zonnepaneeleigenaar tegen Budget Thuis – omdat het energiebedrijf niet op jaarbasis, maar op maandbasis de salderingsregeling toepast – laat zien dat consumenten bereid zijn hun gelijk via de rechter te halen. Eerlijkheidshalve roept de overheid dat ook over zichzelf af, want zolang wetgeving onvoldoende is uitgewerkt, worden nu eenmaal de mazen in de wet opgezocht.’
Van verlaging naar verhoging
Terwijl het nog wachten is op de definitieve uitwerking van het prijsplafond, is het volgens Zwang in ieder geval klip-en-klaar dat het schrappen van de op Prinsjesdag aangekondigde verlaging van de energiebelasting voor zonnepaneeleigenaren gunstig uitpakt.
Vorig jaar besloot de Nederlandse regering voor het eerst om de energierekening te compenseren en wel door de energiebelasting op elektriciteit in 2022 fors te verlagen naar 3,679 eurocent per kilowattuur in de eerste schijf tot en met 10.000 kilowattuur. Dat benadeelde eigenaren van zonnepanelen die de terugverdientijd met gemiddeld 6 maanden zagen oplopen. Ook voor 2023 zou een verlaagde energiebelasting van toepassing zijn van 5,094 eurocent per kilowattuur. Daarbij meldde de regering in de op Prinsjesdag gepresenteerde Miljoenennota wel al dat die enkel van toepassing zou zijn als het prijsplafond niet zou doorgaan. Omdat het prijsplafond er definitief gaat komen, wordt de 5.422 miljoen euro die gereserveerd was voor de energiebelastingverlaging gebruikt voor de financiering van het prijsplafond. Direct gevolg is dat de energiebelasting in de eerste schijf naar het hoogste niveau in meer dan 10 jaar tijd gaat: 12,60 eurocent per kilowattuur.
Directe invloed
Een verandering van de energiebelasting op elektriciteit heeft directe invloed op de salderingsregeling en daarmee ook op de terugverdientijd van zonnepanelen voor consumenten. Zo stelde onderzoeksbureau PwC in 2016 in een onderzoek dat zo’n 80 procent van de opbrengsten van zonnepanelen per kilowattuur afhankelijk zou zijn van de hoogte van de energiebelasting, de opslag duurzame energie (ODE) en btw. ‘Wijzigingen in deze belastingen beïnvloeden de businesscase van zonne-energieprojecten. Zo zorgde in 2016 een daling van de energiebelasting op elektriciteit voor een verslechtering van de businesscase voor zonnepanelen’, aldus de PwC-onderzoekers destijds. Ook onderzoekers van CE Delft trokken toentertijd die conclusie over een verlaging van de energiebelasting op stroom. ‘Als gevolg van een lagere consumentenprijs van elektriciteit, neemt de terugverdientijd van zonnepanelen toe. De geproduceerde elektriciteit is immers minder waard.’
Terugverdientijd fiks korter
‘Doordat de energiebelasting per 1 januari 2023 juist niet verlaagd wordt naar 5,094 eurocent per kilowattuur, maar juist verhoogd wordt naar 12,60 eurocent euro per kilowattuur, wordt de terugverdientijd wezenlijk korter’, concludeert Zwang. ‘Gemiddeld wordt de terugverdientijd 6 maanden minder. De prijs die consumenten ontvangen van hun energiebedrijf voor de met zonnepanelen opgewekte stroom gaat door de verhoging immers omhoog.’
De conclusie van Zwang wordt bevestigd door een rekenmodel van TNO, dat de kennisinstelling ontwikkelde in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat om het effect van de afbouw van de salderingsregeling in kaart te brengen. Met ditzelfde model kan ook bepaald worden wat de impact van een verlaging of verhoging van de energiebelasting op elektriciteit is.
Meerdere factoren
Zwang wil wel waken voor al te veel optimisme. De uitwerking van het prijsplafond kan namelijk nog flink roet in het eten gooien, vooral voor zonnepaneeleigenaren die fors meer stroom verbruiken dan het prijsplafond.
Berekeningen van Zwang tonen aan dat consumenten die niets aan verduurzaming hebben gedaan, het grootste voordeel van het prijsplafond hebben. ‘Een consument met een stroomverbruik van 3.500 kilowattuur en een gasverbruik van 1.500 kubieke meter die geen zonnepanelen of een warmtepomp heeft, betaalt onder het nieuwe prijsplafond circa 3.800 euro aan zijn energierekening. Dat is puur op basis van verbruik en de heffingskorting en daarbij is niet gekeken naar vastrecht en transportkosten. Ten opzichte van de “oude” versie van het prijsplafond is dat een voordeel van 600 euro. Consumenten met zonnepanelen en/of een warmtepomp zien hun voordeel slechts 300 à 400 euro hoger uitpakken. Wanneer je ook nog een elektrische auto hebt, dan wordt je voordeel alleen maar kleiner. Ik verwacht dat veel mensen vanwege de hogere energiebelasting ook zullen beslissen om vaker dan voorheen bij een publieke laadpaal hun auto te laden, omdat dit financieel flink voordeliger is. De energiebelasting op een openbare laadpaal is nu namelijk lager dan bij de consument thuis en de kilowattuurprijs in veel gevallen ook.’